Dag allemaal.
Afgelopen dinsdag was het uitje van de mantelzorgsalon Lage Bergse Bos.
Ik laat wat leuke dingen zien.
Een echt mooi natuurgebied rond dit meer.
Wij zaten op dit terras.
Na de rondleiding lekker geluncht hier.
Een perkje met spaanse margrieten.
Die zijn er in vele soorten, maten en kleuren.
Beemdooievaarsbek (als ik het goed heb).
Als het geheel is uitgebloeid en de zaden zijn
gevormd,
worden de zaden als een katapult tot wel 2 meter ver weg geschoten.
Rododendron
uitgebloeid.
Een grappig verhaal hierover heb ik gevonden op Wikipedia. De cynische uitdrukking "(iets) achter de rododendrons
(gooien)" komt oorspronkelijk uit een conference van Wim Sonneveld
getiteld 'De stalmeester', over het jaarlijks koninginnendagdefilé bij Paleis
Soestdijk. Koningin Juliana kreeg dan vele goedbedoelde prullaria aangeboden.
Sonneveld laat de opperstalmeester op zeer kakkineuze toon vertellen hoe deze
volksnijverheid na de hartelijke inontvangstneming door hem achter de
rododendrons wordt "gesodemieterd". Kennelijk is hieruit de
uitdrukking ontstaan.
Galbult op zomereik.
Deze galbult is een kleine (er zijn veel grotere
die van de eikengalwesp).
Deze galbult is van de eikennapjesgal.
Waarom zomereik? Kijk maar eens op deze foto.
De bladen zijn zittend.
Zittend blad = z = zomereik.
Wat ook goed op deze foto te zien is.
Het omcirkelde op de foto is de vrucht van de boom.
Een pasgeboren eikeltje. Een eikel in beginstadium.
Dit is
voor de mensen met hooikoorts niet zo leuk.
Als je goed kijkt, zie je net even
boven de nagel van de gids iets links een paar zwarte stipjes.
Daar zit deze
kluwen vol mee. Het zijn de kleine zaadjes van een schietwilg.
Ja precies, daar
groeit zo’n grote boom uit.
Peterselievlier.
Net als de gewone vlier, wordt hiervan goed gebruikt gemaakt in de homeopathie.
Dit is een interessant verhaal. Daarom de foto ook iets groter gemaakt.
Dit wist ik niet.
De IVN-gids vertelde het volgende.
Dit verschijnsel op bladeren heet
bladmineerder. De larven van sommige insecten eten een stof die in het blad
zit. Daarbij graven zij tunnels in het blad. En daar waar het “spoor” (de gang)
het smalst is, is het begin van de tunnelgraving. Omdat de larven bij het eten
groeien, dikker worden, worden de gangen steeds iets groter en breder.
Mooi verhaal.
Groeten van Henk en tot gauw weer.