Dag
allemaal.
Deze keer
iets anders dan natuur.
Op zondag
7 mei 2017 organiseerde Milieudefensie Nissewaard (voorheen Milieugroep
Spijkenisse) een excursie langs de Vierambachtenboezem. Met name langs de
Molenlaan en zo kwamen ook op de Jan Campertkade terecht.
Op de Jan
Campertkade staat een monument.
Het gaat
over Jan Campert. Verzetsheld.
Ik heb
wat huiswerk gedaan.
Volledige
naam: Jan Remco Theodoor Campert.
Beroep:
journalist, dichter, auteur.
Zo’n twintig joden heeft Jan Campert naar België helpen
ontsnappen. Op 21 juli 1942 werd hij met
zijn helper gearresteerd.
Jan Campert zat in diverse kampen gevangen. Tenslotte kwam hij in
concentratiekamp Neuengamme terecht. De officiële verklaring in zijn medische
dossier is, is dat Jan Campert op 12 januari op veertigjarige leeftijd aldaar
om 13.30 uur aan borstvliesontsteking is overleden.
Jan Campert werd na de
oorlog als een verzetsheld beschouwd. In 2003 kreeg Campert twee monumenten als
ode aan zijn oorlogshouding en die van zijn oorlogskameraden. Eén in Spijkenisse
en één op voormalig kamp Westerbork.
Bron: Wikipedia.
Jan Campertpenning
De gemeente Nissewaard heeft een onderscheiding voor mensen die zich, niet
vanuit een functie maar als privépersoon verdienstelijk maken of hebben gemaakt
voor de gemeente: de Jan Campertpenning. Met deze penning heeft de gemeente een
herkenbare gemeentelijke waardering voor personen die zich belangeloos
manifesteren met projecten op sociaal, maatschappelijk, cultureel of economisch
gebied. De Jan Campertpenning is ingesteld op 28 januari 2009.
Bron:
website gemeente Nissewaard.
Het lied 'de achttien dooden'
Dit gedicht is in 1941 geschreven door Jan Campert. Het gaat
over achttien verzetsstrijders die in hun cel op hun executie wachten.
Ik geef
hieronder de volledige tekst.
Het lied der achttien dooden
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind,
hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind,
hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De
Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie,
- zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt
of bood die sluwe vogelaar.
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk
- er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
pijpt nu zijn melodie,
- zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt
of bood die sluwe vogelaar.
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk
- er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik
zie hoe't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht
- en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht
- en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.
Bron:
Verzetsmuseum Amsterdam.
Reproductie
van beeld- en tekstmateriaal uit de collectie van Verzetsmuseum Amsterdam in
scripties, werkstukken en andere met het onderwijs samenhangende producten voor
individueel gebruik is met bronvermelding toegestaan.
Deze keer dus iets anders.
Volgende week weer over 7 mei 2017,
maar dan de natuur op de Molenlaan en verder.
Voor nu: groeten en liefs van Henk
Geen opmerkingen:
Een reactie posten