Deze keer, op verzoek, iets over vogeltjes. Ik heb gekozen voor kleine
bruine vogeltjes met de naam mus.
In de middeleeuwen werden heel vaak kleine vogeltjes mus
genoemd. Het zijn echter niet allemaal mussen. Want, anders dan hun naam doet
vermoeden zijn mussen geen nauwe verwanten van de heggenmus en ook niet van de
grasmus.
Mussen zijn een heel
grote familie vogels van zo’n 49 soorten. De bekendste is zonder meer de huismus. Mussen
zijn bruinachtige vogels met een vrij dikke snavel, een aanpassing voor het eten
van zaden. De verschillende soorten mussen hebben duidelijke kenmerken,
waardoor ze goed van elkaar zijn te onderscheiden.
Ik begin met de huismus. De bekendste van
alle mussen.
De huismus
is ongeveer 16 cm lang en weegt rond 21 – 25 gram. Een klein vogeltje, maar
wel brutaal en luidruchtig. Het mannetje heeft een grijze kruin en grijze
wangen, een zwarte keel en borst, een witte stip achter het oog en een witte
streep over de vleugels.
Het vrouwtje heeft minder
tekening dan het mannetje, een lichte oogstreep, een klein beetje tekening op
rug en vleugels en de borst en de wangen zijn grijs. Verder een lichte streep
achter het oog. In de tijd van de rui valt het vrouwtje haast helemaal niet op.
De
huismus eet graan en zaden, terwijl de jongen worden gevoerd met insecten. Het
foerageren doen ze graag in groepen. Zij zijn dan minder kwetsbaar voor
bijvoorbeeld katten.
De huismus is een standvogel.
Soorten waarmee de huismus
worden verwisseld zijn bijvoorbeeld heggenmus en de Spaanse mus. Deze laatste
komt zelden voor in Nederland en België. Daar ga ik nu mee verder.
De
Spaanse mus en de huismus zijn beide ongeveer even groot. Zelfde spanwijdte van
21 cm en even zwaar. Het verschil bij de mannetjes
is duidelijk te zien. De Spaanse mus heeft een kastanjebruine kruin. In de
broedtijd heeft het mannetje zwarte keel en dit zwart loopt door in zwarte
strepen op de borst. De Spaanse mus heeft een witte wenkbrauwstreep en witte
wangen. Het vrouwtje is praktisch niet de onderscheiden van de vrouwtjes
huismus. Spaanse mussen komen hier zelden voor.
Verder met de …..
….. ringmus. De ringmus wordt ongeveer 14 cm groot en is daarmee iets
kleiner dan de huismus. Het mannetje en vrouwtje verschillen niet van uiterlijk. Zij hebben een kastanjebruine kruin, een zwarte wangvlek en een witte halsring.
Vandaar de naam ringmus. De wangvlek is een goed herkenbaar verschil met de
huismus. Dat is op de foto goed te zien. De ringmus is voornamelijk standvogel
in Nederland.
Nu aan de beurt waarmee de huismus (alle mussen) niet verwant zijn.
De
heggenmus is net zo groot en zwaar als de huismus. De rug is bruin en zwart
gestreept en deze strepen lopen door over het kopje. Mannetje en vrouwtje zien
er hetzelfde uit. De heggenmus foerageert op een kruipende manier. Heeft een
bijzonder scherpe snavel. Daaraan is te zien dat de heggenmus een insecteneter is.
Een
leuke bijzonderheid is dat in de broedtijd mannetjes en vrouwtjes hun eigen territorium
hebben. Dat geeft overlappingen, zodat een mannetje meerdere vrouwtjes kan
hebben en een vrouwtje twee mannetjes.
Het mannetje van de grasmus heeft
grijzige kop witte keel en borst (beetje rose). De rug is vaalbruin. De staart
is witomrand. Het vrouwtje is bruiner op de kop en de borst.
Als laatste de rietgors. Het mannetje van de rietgors heeft in het voorjaar een zwarte kop, een brede witte
kraag en een witte mondstreep. In de winter wordt het mannetje lichter van
kleur. Kan dan heel gemakkelijk worden aangezien voor de huismus.
Het vrouwtje
heeft een grijsbruine kop, wangen die meer roodbruin zijn dan het mannetje.
De
rietgors kan overwinteren in Nederland, maar trekt ook wel naar het zuiden.
Dat
was het voor deze keer. Volgende week? Is voor mij ook nog een verrassing.
Groeten en liefs van Henk.
Bronnen: Wikipedia, Zakgids Vogels en Vogels.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten